We hebben
het hier over de ondertitel van ons notatieformulier. Het viel me onlangs op
toen ik dit formuliertje voor het eerst wilde gebruiken. Door mijn aangeboren
achterdocht lees ik altijd de kleine lettertjes. Ik realiseerde me meteen dat
ik dit formulier nooit zou kunnen ondertekenen. Welke classicus herbergt onze
club die dit heeft bedacht. Het moet iemand zijn die per ongeluk het gymnasium
gehaald heeft. Het kan echter ook een arts of een priester zijn. De laatste
twee hebben genezende pretenties, maar omdat ze al afgestudeerd zijn, lopen we
geen verhoogd risico. Ze krijgen de klanten met genoeg bijgeloof om eraan te
kunnen verdienen. De gymnasiast is een gevaarlijke, hij moet redelijk slim zijn
maar we weten niet wat zijn beroep is. Hij is de ‘lone wolf’. Als hij een jaar of 14 is kun je nog vragen: ‘Wat wil
je later worden kereltje?’ De arts heeft zijn beroepsgeheim en de priester zijn
biechtgeheim. Volgens mij zei Louis Ferdinand Céline al, dat alleen gezonde
patiënten zijn reputatie niet schaadden. Boris Vian liet in zijn beroemde roman
‘Herfst in Peking’ een arts opdraven die ervoor zorgde dat het aantal
genezingen altijd eentje meer was dan het aantal sterfgevallen. De priester wil
in principe pastoor of bisschop worden maar het echte genieten vindt plaats in
de biechtstoel. Het scala aan zonden dat daar voorbijkomt, daar kun je de hele ‘Telegraaf’
van zaterdag mee vullen. De overeenkomst tussen de arts en de priester is, dat
je jezelf voor beiden graag uitkleedt. Wederom blijft de gymnasiast buiten
schot.
‘Semper
perfide’ betekent letterlijk ‘altijd verraderlijk’ maar dat is ook een
duidelijke overeenkomst met de arts en de priester. Ik ga dit notatievelletje
nooit gebruiken.
Toon M
Geen opmerkingen:
Een reactie posten